Vlaams Parlementslid
Kruimelpad
Levensbeschouwing kost Vlaming handenvol geld
We hebben in Vlaanderen de grondwettelijke verplichting om in scholen ingericht door steden, gemeenten, provincies en het Gemeenschapsonderwijs (GO) levensbeschouwing of niet-confessionele zedeleer aan te bieden. Die verplichting in het onderwijs brengt heel wat administratieve, logistieke, maar ook financiële gevolgen met zich mee. “Vlaanderen betaalde in het schooljaar 2021-2022 zo’n 300 miljoen euro voor de lonen van leerkrachten levensbeschouwelijke vakken”, zegt Sminate. “De verplichte inrichting van levensbeschouwing kost ons handenvol geld. We willen een minimumdrempel alvorens een school verplicht wordt om een specifieke levensbeschouwing of niet-confessionele zedenleer aan te bieden.”
Uit de meest recente opgevraagde cijfers (schooljaar 2021-2022) blijkt dat Vlaanderen zo’n 300 miljoen euro betaalde voor de lonen van leerkrachten levensbeschouwelijke vakken. Tweehonderd miljoen euro gaat naar het secundair onderwijs. Honderd miljoen naar het lager onderwijs. De hoofdbrok gaat naar leerkrachten katholieke godsdienst, gevolgd door islamonderwijs en niet-confessionele zedenleer.
In het secundair onderwijs geven 332 leerkrachten islamonderwijs aan 32.493 scholieren. Met een loonkost van 18,2 miljoen euro, gaat dat over 560 euro per schoolgaand kind. 344.205 scholieren volgen katholieke godsdienstlessen in het secundair onderwijs. De belastingbetaler hoest daarvoor zo’n 459 euro per scholier op. De niet-confessionele zedenleer tot slot kost de Vlaming 483 euro per scholier.
In het officieel onderwijs moet volgens de grondwet elke school tot het einde van de leerplichtleeftijd élk van de erkende godsdiensten en niet-confessionele zedenleer aanbieden indien één leerling (of de ouders) daarom vraagt. In tegenstelling tot het vrije onderwijs moeten ze dus de keuze aanbieden tussen de lessen katholieke, orthodoxe, protestantste, anglicaanse, joodse of islamitische godsdienst, of zedenleer. Daar komt ook nog boeddhisme bij. In maart vorig jaar erkende de federale regering het boeddhisme immers als niet-confessionele levensbeschouwing. “De verplichte inrichting van levensbeschouwing kost ons handenvol geld”, zegt Sminate. “We behouden de grondwettelijke verplichting om levensbeschouwing in de school aan te bieden, maar voor de organiseerbaarheid van het onderwijs ingericht door steden, gemeenten, provincies en het Gemeenschapsonderwijs willen we voorzien in een minimumdrempel alvorens een school verplicht wordt om een specifieke levensbeschouwing of niet-confessionele zedenleer aan te bieden.”
“In tijden van een nijpend lerarentekort blijft het toch moeilijk te verdedigen dat net het officieel onderwijs élke levensbeschouwing moet aanbieden, ook al is er maar één leerling die erom vraagt”, stelt Sminate. “Het kost de gemeenschap handen vol geld en geeft de schooldirecties onhoudbare administratieve planlasten. Bovendien hebben we weinig tot geen zicht over de inhoud van de lessen. Het is absurd om de Vlamingen hiervoor miljoenen belastinggeld te laten ophoesten als we niet exact weten hoe dit besteed wordt.”